Zeventig jaar vrijheid is een moment om bij stil te staan. In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog was het op het Sallandse platteland relatief rustig. Alleen zij die langs spoorlijnen of andere belangrijke infrastructuur woonden hadden te vrezen voor bombardementen. In Haarle werden daardoor twee boerderijen verwoest en lieten twee dorpsgenoten het leven.
Pas in de aprildagen van 1945 werd het oorlogsgeweld echt zichtbaar. Verschillende boerderijen werden door Duitse soldaten in de brand gestoken, om zo – door of achter de rook – te kunnen vluchten voor de oprukkende bevrijders. De geallieerden, Engelse en Canadese soldaten, waren echter verantwoordelijk voor het afbranden van het grootste deel van ruim 280 Sallandse boerderijen. Deze werden veelal doelbewust aangestoken, in de verwachting dat ergens in de boerderij Duitsers verstopt zaten of omdat de boerderij een vrij schootsveld belemmerde.
Al deze boerderijen werden na de oorlog stuk voor stuk weer opgebouwd. Boerenfamilies huisden de eerste maanden vaak in een kippenhok of een ander schuurtje dat op het erf was blijven staan. In een beperkt aantal gevallen werd een heenkomen gezocht bij nabijgelegen boerderijen, of families.
Samen met het Bureau Wederopbouw Boerderijen werden in kort tijdsbestek noodwoningen opgebouwd, veelal gebruik makend van de fundamenten en stenen van de verwoeste boerderijen.
Deze eenvoudige, lage, strogedekte woningen werden gemiddeld drie tot vijf jaar bewoond. Het BWB droeg veelal zorg voor de noodzakelijke financiering, plaatselijke aannemers zorgden voor de bouw.
Rond juli 1945 waren de meeste noodwoningen gereed. Door het Bureau werd ondertussen gestart met een plan voor de opbouw van de nieuwe boerderijen. Per boerderij werd een uitgebreid schaderapport opgesteld. Van bijna alle wederopbouwboerderijen bestaan deze dossiers nog. Ze bevatten veelal een reconstructietekening en beschrijving van de verwoeste boerderij, een inventarisatie van de hoeveelheid grond en vee in 1939 en een beschrijving van de gewenste bedrijfsomvang na wederopbouw.
Boeren mochten daarnaast zelf een voorstel doen voor een architect, maar dat betekende niet dat de bouwstijl geheel vrij was. Sallandse boeren waren traditionele hallehuizen gewend, rietgedekte boerderijen met een sterke eiken gebintconstructie. Zijgevels waren veelal laag, woonhuizen bedompt. Door het Bureau Wederopbouw Boerderijen werd een hele andere bouwstijl nagestreefd.
Moderne boerenhuizen zijn opgetrokken uit hoge rode bakstenen gevels. Het metselwerk, rondom deurposten, dakgoten en kozijnen is vaak fraai geornamenteerd. In de zijgevels van het achterhuis bevinden zich grote betonnen stalramen, veelal met houten ventilatiekleppen. Zware betonnen staanders op de deel dragen holle betonnen zoldervloeren. De kapconstructie rust veelal op de zoldervloer, in plaats van op de betonnen staanders.
In diverse gevallen is niet voor een traditionele indeling van het achterhuis gekozen. Het vee is dan niet aan de beide zijden van de deel gestald, maar slechts aan één zijde. Daardoor komt er extra ruimte vrij voor een bredere voergang en bijvoorbeeld een spoelplaats.
Niet alle boeren waren direct tevreden met het voorgestelde ontwerp van de architect en het Bureau.
Mede daardoor werd de wederopbouw soms jaren vertraagd. De eerste boerderijen in Haarle, Nieuw Heeten en Espelo waren al in 1947 gereed. In een aantal andere gevallen duurde de bouw tot 1953.