Boerderij Hannes in Heino: ‘In de brand, uit de brand’

Aan de Dalfserweg in Heino staat de fraaie boerderij van de familie Hoonhorst. Een gevelsteen met de herrijzende leeuw en het jaartal 1947 bewijst dat het om een wederopbouwboerderij gaat, maar dat zie je er niet direct aan af. In plaats van rode pannen heeft de boerderij een rieten kap. Dat geeft de boerderij een traditionele Sallandse aanblik. Toch valt het gebouw niet streekeigen te noemen. De stal is aan één kant breder dan het voorhuis, waardoor de nok van het achterhuis ook wat hoger is. Dit verbrede achterhuis doet denken aan boerderijen in Drenthe. Kortom, een uitzonderlijk pand met – naar blijkt – een bijzonder verhaal.

We treffen Anton Hoonhorst en zijn zoon Paul op een fraaie zomerdag op het terras in de tuin. Ondanks de warmte staat Paul de heg te knippen. ‘Er is altijd werk op een boerenerf’, lacht hij. Pa doet het rustiger aan. Hij is al 92 jaar. Een gezegende leeftijd, beaamt hij. Laatst nog had iemand tegen hem gezegd: ‘Als je 92 jaar bent geworden, wat wil je dan toch nog meer bereiken?’ Anton Hoonhorst woont sinds enige jaren in verzorgingscentrum het Wooldhuis in Heino. Zijn vrouw is afgelopen jaar overleden. Regelmatig rijdt hij met de auto nog even naar de boerderij.

Dat hij boer is geworden, is niet zo verwonderlijk. Anton was de oudste zoon thuis . Het gezin Hoonhorst telde elf kinderen, plus een ongetrouwde oom. Ze woonden in een klassieke Sallandse boerderij, Hannes/Hanshuis? genaamd. ‘Die boerderij was al héél oud’, vertelt Anton, ‘misschien wel 200 jaar. Het dak liep door tot een meter boven de grond. Er zaten van die kleine ruitjes aan de voorkant en grote deuren aan de achterkant.’ Zijn vader had 7 à 8 koeien, een paard en wat varkens en schapen in een schuur. Op de kamp verbouwden ze rogge, haver, suikerbieten en zo meer.

Hoonhorst ging na de lagere school ‘in betrekking’ bij boeren in de omgeving. Zijn zussen werkten als dienstmeid, hij als kleine knecht. ‘Ik verdiende 125 gulden per jaar’, aldus Anton. ‘Dat was niet veel, maar een nieuwe fiets kocht je al voor 25 gulden.’ In de oorlog kwam hij thuis op de boerderij werken: ‘Mijn vader was wat kortademig. Ze konden mijn hulp goed gebruiken. Bijna alles moest nog met de hand gebeuren.’ De tering werd naar de nering gezet bij familie Hoonhorst. ‘Het rieten dak werd per kwart vervangen’, herinnert Anton zich.

Bevrijdingsdag

Het leven op boerderij Hannes/Hanshuis ging zijn gewone gang, tot die fatale Bevrijdingsdag in 1945. De Canadezen rukten vanuit het zuiden en oosten op richting Zwolle. De Duitse Hermann Göring-divisie had zijn stellingen betrokken in de buurt van de boerderij van familie Hoonhorst. Uit voorzorg had de familie al een schuilkelder aangelegd op de bleek. Op 12 april begonnen de Canadezen granaten af te schieten op de Duitse stellingen. Moeder Hoonhorst voelde de scherven om haar oren vliegen. De familie vluchtte de schuilkelder in. ‘Mijn vader stond te beven als een riet’, herinnert Anton zich. ‘Wij waren nog jong en ons amper van het gevaar bewust. Eén granaatinslag kon die kelder nog wel hebben. Een tweede was er dwars doorheen gegaan.’

Even later werd de familie gewaar dat hun boerderij in brand was geschoten. ‘Paniek!’, aldus Anton. ‘Het voorhuis stond in lichterlaaie. Er was geen houden aan met al dat riet. Wij renden de stal in om het vee naar buiten te krijgen. Dat lukte, maar twee koeien waren zo stom om weer naar binnen te lopen…’ Het paard stond gelukkig bij familie gestald. De boerderij brandde tot de grond toe af. Intussen rukten de Canadezen op. De Duitsers sloegen op de vlucht, maar bij landgoed de Gunne schoot een Duitser een Pantservuist af op een Canadese pantserwagen, met drie doden tot gevolg. ‘De Canadezen hebben die Duitser nog achtervolgd en te pakken gekregen. Hij stak zijn handen in de lucht, maar toch hebben ze hem doodgeschoten. Bij zijn papieren troffen ze een foto zijn vrouw en kinderen aan… Tja, dat is oorlog.’

Familie Hoonhorst vond de eerste tijd na de ramp onderdak bij buurman Lugtenberg. De ouwelui en de meisjes sliepen in het voorhuis van de grote boerderij, de jongens op de hilde. Later werd de melkstal – de koeien stonden inmiddels buiten – provisorisch afgetimmerd tot woonverblijf van het gezin. Voor de langere termijn kreeg de familie een houten woning op het erf, de Wigwam genaamd, die was gevorderd van een NSB-er uit de Veldhoek. Er werd een noodschuur met halfsteens muren naast gebouwd. Een oom had nog een kippenhok over.

Nieuwbouw

Al snel begon de plannenmakerij voor een nieuwe boerderij. ‘Architect Mensink uit Olst heeft de boerderij ontworpen’, verhaalt Hoonhorst. ‘Het voorhuis is behoorlijk ruim, omdat we een groot gezin hadden. Het achterhuis bood ruimte aan evenveel vee als de oude boerderij: zeven à acht koeien. Aan uitbreiding werd niet gedacht. We kregen de ruimte terug die we hadden.’

Veel invloed op het ontwerp heeft de familie niet gehad. Dat kwam uit de koker van de architect. Hoewel Mensink een aanhanger was van de Delftse school, die een sobere stijl voorstond met streekeigen kenmerken, tekende hij een nogal afwijkend boerderijtype, met een verbreed achterhuis, inrijdeuren opzij en een aangebouwde varkensschuur overdwars. Niet echt Sallands dus. “Die boerderij past hier niet”, zei mijn schoolmeester’, aldus Anton. ‘Hij hield meer van traditionele Sallandse boerderijen met van die kleine raampjes.’

De familie Hoonhorst had wel een uitgesproken voorkeur voor riet als dakbedekking in plaats van pannen. ‘Riet isoleert beter’, aldus Anton. ‘In de oude boerderij was het altijd lekker warm. Dat wilden wij weer. Achteraf is dat een beetje dom. De verzekeringspremie is hoger door het riet en je hebt er veel meer kosten aan.’

Intussen heeft Paul de originele bouwtekening opgehaald en op tafel uitgespreid. Het ontwerp is gedateerd op 14 februari 1947. Getuige een steen in de voorgevel is de eerste steen gelegd op 1 juli van dat jaar. De nieuwbouw kostte 43.000 gulden. Een deel van de schade werd vergoed vanuit de molestverzekering. Het Rijk sprong bij via het bureau Wederopbouw. Welk percentage ze zelf moesten betalen, weet Hoonhorst sr. niet meer.

Ze kwamen elke dag een uur uit Olst heen en terug gefietst

De bouw zelf gebeurde door aannemer Van Vilsteren uit Olst. ‘Ze kwamen elke dag een uur uit Olst heen en terug gefietst’, aldus pa Hoonhorst. ‘Van Vilsteren was een duizendpoot. Hij kon dagelijks duizend stenen verwerken.’ De boerderij werd opgetrokken uit baksteen en voorzien van spouwmuren. Voor 7 gulden hielp Anton nog een dag met de constructie van de betonzolder: ‘Er was een bekisting gemaakt onder de hele zolder. Daarop waren balken, draad en holle perfora stenen gelegd. Met hulp van een lier en een luxewagen brachten wij kruiwagens cement naar boven. Er gingen honderd zakken cement in die zolder.’ Binnen een half jaar was de nieuwe boerderij klaar.

Bedrijfsvoering

Ineens had Hoonhorst één van de meest moderne boerderijen van de streek. ‘In de oude boerderij hadden we het toch niet veel langer kunnen uithouden’, bekent Hoonhorst. ‘Vooral het voorhuis was aan vervanging toe. Toen we bijna klaar waren, kwam er een boer uit de buurt langs gefietst die riep: “In de brand, uit de brand!” Ja, we waren er wel beter op geworden.’ De familie beschikte over een ruime woning en een efficiënt ingericht achterhuis.

In de brand, uit de brand!

De koeien stonden vast tussen ‘bukjes’, ijzeren hekken. Dat was iets nieuws. Andere boeren kwamen er naar kijken. Later kwamen er riemen met halsbanden voor in de plaats. ‘We hadden ook een werf achter de grup’, zegt Anton. ‘We hoefden de mest niet meer via deurtjes naar buiten te werken en vandaar op de mesthoop te gooien, maar konden de mest in een kruiwagen in één keer op de hoop gooien. En de zijwanden waren glad afgewerkt, zodat je de stront er makkelijker af kon bezemen.’

Het achterhuis van de boerderij kent een nogal hokkerige indeling. Dat is ook zichtbaar aan de vier manshoge deuren op rij in de achtergevel. De rechter deur leidt naar de grupstal. Hierlangs kon de mest uitgekruid en de koeien met hulp van een houten brug over de grup op stal gezet worden. Daarnaast zit een iets grotere deur die uitkomt op de voergang. Achter de derde deur gaat de voormalige jongveestal schuil en de linker deur tenslotte komt uit op de paardenstal, waar later de melktank stond.

In het verlengde van de paardenstal bevindt zich aan de zijkant van de boerderij een tasruimte met grote baanderdeuren. ‘Hier konden we zo met paard en wagen naar binnen rijden’, gebaart Anton. ‘Daarna moest je het paard uitspannen en via de voergang naar buiten leiden.’ Wat er in eerste instantie via deze zijdeuren naar binnen werd gebracht, kan Anton zich niet zo goed herinneren. Het graan ging in de tweeroeder, de knollen en voederbieten in de kuil, de suikerbieten naar de fabriek. Het hooi werd eerst via het hooiluik aan de achterzijde naar de hooizolder opgestoken. Later gebruikten ze de tasruimte als jongveestalling en om het hooi naar boven te blazen. De blazer en een deel van de ijzeren pijpen zijn nog aanwezig.

In de aanbouw zaten van oorsprong drie varkenshokken. Er konden drie zeugen met biggen in. Anton: ‘De zeugen kregen een riem om de nek, zodat ze niet op de biggen zouden liggen. Dat was een spektakel. Ze schreeuwden alles bij elkaar als je die band omdeed. Ik vond het eigenlijk maar niets. Het was een beetje dierenbeulerij. Later had ik kraamhokken. Dat was een beter systeem.’

Een minpunt van de nieuwe boerderij was – achteraf bekeken – dat er nog geen nutsvoorzieningen voor handen waren. Bij gebrek aan stromend water volstond een lavet. De ouderwetse wasgelegenheid is nog altijd in huize Hoonhorst te bewonderen. ‘We noemden die ruimte de douche’, zegt Anton, ‘maar douchen kon je er niet.’ Later werd er alsnog stromen water aangelegd. Door het ontbreken van elektriciteit moest de familie zich aanvankelijk nog met gaslampen? behelpen. In de stal zijn nog haken aanwezig voor de lantaarns waarbij de koeien op donkere winterdagen gemolken moesten worden.

Het ventileren van de zwaar geïsoleerde boerderij viel ook niet mee. De luchtkoker werd pas later voorzien van een ventilator. ‘Het kon hier knap warm wezen’, geeft Anton aan. ‘Vroeger hielden de boeren alles zoveel mogelijk gesloten. Als knecht mocht ik de staldeur geen moment open laten staan. Vergelijk dat eens met die moderne, open stallen. Veel boeren zoals mijn vader hadden vroeger last van hun longen.’ De perforastenen van de betonzolder laten de gevolgen van de slechte ventilatie zien: de ammoniaklucht heeft ze ernstig aangetast.

Cultuurhistorische waarde

Hoonhorst sr. heeft jarenlang naar volle tevredenheid op zijn wederopbouwboerderij geboerd. Na het overlijden van zijn vader in 1955 en zijn huwelijk met het buurmeisje in 1960 heeft Anton de boerderij overgenomen. Door de komst van zaken als een trekker en melkmachine kon hij zijn bedrijf geleidelijk aan wat uitbreiden. Na het uitbreken van wat muurtjes en uitbreiding van stalruimte kon hij twaalf koeien aanhouden. De aangebouwde varkensschuur met drie hokken voldeed in de jaren ’60 niet meer. Hoonhorst bouwde er een nieuwe schuur voor 25 fokzeugen achter: ‘Wij konden er van bestaan. Verder uitgebreid hebben we niet. Voor mijn zoon is dat wel jammer, want voor hem was het bedrijf te klein.’ Paul zag zich in de jaren ’90? gedwongen het melkvee en de varkens weg te doen en als monsternemer buitenshuis te gaan werken. Wel doet hij nog aan jongvee opfok voor een boer uit de buurt.

De huidige bewoner van boerderij Hannes is zich terdege bewust van de cultuurhistorische, zo niet monumentale waarde van zijn pand. Paul steekt veel tijd en energie in het onderhoud van de boerderij. De kozijnen staan strak in de verf. Onlangs heeft hij nog verschillende deuren en de hooiluiken vervangen, waarbij hij ze nauwkeurig naar het origineel heeft nagemaakt. Het erfstuk is een flinke kostenpost, erkent hij. Vooral de rieten kap baart hem zorgen. Het riet op de zuidzijde van de boerderij is al tweemaal vervangen, maar aan de noordzijde ligt nog altijd riet uit 1947. ‘Die is de verschillende keren opgestopt, maar inmiddels echt aan vervanging toe’, aldus Paul. ‘Enfin, mooi is het wel, zo’n rietenkap.’ Daar kunnen we hem niet ongelijk in geven. En dankzij die rieten kap blijft de boerderij aan de Dalfserweg een bijzondere mengelmoes van traditionele Sallandse bouwstijl en naoorlogse vernieuwingsdrang.